Aangeven
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | geef aan | gaf aan | heb aangegeven |
jij, je, u | geeft aan | gaf aan | hebt aangegeven |
hij, zij, het | geeft aan | gaf aan | heeft aangegeven |
wij | geven aan | gaven aan | hebben aangegeven |
jullie | geven aan | gaven aan | hebben aangegeven |
zij, ze | geven aan | gaven aan | hebben aangegeven |