Aankoeken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | koek aan | koekte aan | ben aangekoekt |
jij, je, u | koekt aan | koekte aan | bent aangekoekt |
hij, zij, het | koekt aan | koekte aan | is aangekoekt |
wij | koeken aan | koekten aan | zijn aangekoekt |
jullie | koeken aan | koekten aan | zijn aangekoekt |
zij, ze | koeken aan | koekten aan | zijn aangekoekt |