Aantijgen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | tijg aan | teeg aan | heb aangetegen |
jij, je, u | tijgt aan | teeg aan | hebt aangetegen |
hij, zij, het | tijgt aan | teeg aan | heeft aangetegen |
wij | tijgen aan | tegen aan | hebben aangetegen |
jullie | tijgen aan | tegen aan | hebben aangetegen |
zij, ze | tijgen aan | tegen aan | hebben aangetegen |