Aantreffen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | tref aan | trof aan | heb aangetroffen |
jij, je, u | treft aan | trof aan | hebt aangetroffen |
hij, zij, het | treft aan | trof aan | heeft aangetroffen |
wij | treffen aan | troffen aan | hebben aangetroffen |
jullie | treffen aan | troffen aan | hebben aangetroffen |
zij, ze | treffen aan | troffen aan | hebben aangetroffen |