Aanvreten
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | vreet aan | vrat aan | heb aangevreten |
jij, je, u | vreet aan | vrat aan | hebt aangevreten |
hij, zij, het | vreet aan | vrat aan | heeft aangevreten |
wij | vreten aan | vraten aan | hebben aangevreten |
jullie | vreten aan | vraten aan | hebben aangevreten |
zij, ze | vreten aan | vraten aan | hebben aangevreten |