Accompagneren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | accompagneer | accompagneerde | heb geaccompagneerd |
jij, je, u | accompagneert | accompagneerde | hebt geaccompagneerd |
hij, zij, het | accompagneert | accompagneerde | heeft geaccompagneerd |
wij | accompagneren | accompagneerden | hebben geaccompagneerd |
jullie | accompagneren | accompagneerden | hebben geaccompagneerd |
zij, ze | accompagneren | accompagneerden | hebben geaccompagneerd |