Activeren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | activeer | activeerde | heb geactiveerd |
jij, je, u | activeert | activeerde | hebt geactiveerd |
hij, zij, het | activeert | activeerde | heeft geactiveerd |
wij | activeren | activeerden | hebben geactiveerd |
jullie | activeren | activeerden | hebben geactiveerd |
zij, ze | activeren | activeerden | hebben geactiveerd |