Afkluiven
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | kluif af | kloof af | heb afgekloven |
jij, je, u | kluift af | kloof af | hebt afgekloven |
hij, zij, het | kluift af | kloof af | heeft afgekloven |
wij | kluiven af | kloven af | hebben afgekloven |
jullie | kluiven af | kloven af | hebben afgekloven |
zij, ze | kluiven af | kloven af | hebben afgekloven |