Aquarelleren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | aquarelleer | aquarelleerde | heb geaquarelleerd |
jij, je, u | aquarelleert | aquarelleerde | hebt geaquarelleerd |
hij, zij, het | aquarelleert | aquarelleerde | heeft geaquarelleerd |
wij | aquarelleren | aquarelleerden | hebben geaquarelleerd |
jullie | aquarelleren | aquarelleerden | hebben geaquarelleerd |
zij, ze | aquarelleren | aquarelleerden | hebben geaquarelleerd |