Aromatiseren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | aromatiseer | aromatiseerde | heb gearomatiseerd |
jij, je, u | aromatiseert | aromatiseerde | hebt gearomatiseerd |
hij, zij, het | aromatiseert | aromatiseerde | heeft gearomatiseerd |
wij | aromatiseren | aromatiseerden | hebben gearomatiseerd |
jullie | aromatiseren | aromatiseerden | hebben gearomatiseerd |
zij, ze | aromatiseren | aromatiseerden | hebben gearomatiseerd |