Authentiseren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | authentiseer | authentiseerde | heb geauthentiseerd |
jij, je, u | authentiseert | authentiseerde | hebt geauthentiseerd |
hij, zij, het | authentiseert | authentiseerde | heeft geauthentiseerd |
wij | authentiseren | authentiseerden | hebben geauthentiseerd |
jullie | authentiseren | authentiseerden | hebben geauthentiseerd |
zij, ze | authentiseren | authentiseerden | hebben geauthentiseerd |