Voordansen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | dans voor | danste voor | heb voorgedanst |
jij, je, u | danst voor | danste voor | hebt voorgedanst |
hij, zij, het | danst voor | danste voor | heeft voorgedanst |
wij | dansen voor | dansten voor | hebben voorgedanst |
jullie | dansen voor | dansten voor | hebben voorgedanst |
zij, ze | dansen voor | dansten voor | hebben voorgedanst |