Aandraaien
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | draai aan | draaide aan | heb aangedraaid |
jij, je, u | draait aan | draaide aan | hebt aangedraaid |
hij, zij, het | draait aan | draaide aan | heeft aangedraaid |
wij | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |
jullie | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |
zij, ze | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |