aandurven
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | durf aan | durfde aan | heb aangedurfd | 
| jij, je, u | durft aan | durfde aan | hebt aangedurfd | 
| hij, zij, het | durft aan | durfde aan | heeft aangedurfd | 
| wij | durven aan | durfden aan | hebben aangedurfd | 
| jullie | durven aan | durfden aan | hebben aangedurfd | 
| zij, ze | durven aan | durfden aan | hebben aangedurfd | 
Presens
Example presens sentences for Aandurven with some of the pronouns.
- Ik durf het aan om een nieuwe hobby te proberen.
- Jij durft het aan om die sprong te wagen.
- Hij durft het aan om zijn baan op te zeggen.
- Wij durven het aan om de uitdaging aan te gaan.
- Zij durven het aan om de confrontatie aan te gaan.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aandurven with some of the pronouns.
- Ik durfde het aan om in het openbaar te spreken.
- Jij durfde het aan om die berg te beklimmen.
- Hij durfde het aan om voor zichzelf op te komen.
- Wij durfden het aan om diepzeeduiken uit te proberen.
- Zij durfden het aan om de hele nacht door te feesten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aandurven with some of the pronouns.
- Ik heb het aangedurfd om alleen naar het buitenland te reizen.
- Jij hebt het aangedurfd om die moeilijke beslissing te nemen.
- Hij heeft het aangedurfd om zijn angsten onder ogen te zien.
- Wij hebben het aangedurfd om ons eigen bedrijf te starten.
- Zij hebben het aangedurfd om hun comfortzone te verlaten.