Aanklinken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | klink aan | klonk aan | heb aangeklonken |
jij, je, u | klinkt aan | klonk aan | hebt aangeklonken |
hij, zij, het | klinkt aan | klonk aan | heeft aangeklonken |
wij | klinken aan | klonken aan | hebben aangeklonken |
jullie | klinken aan | klonken aan | hebben aangeklonken |
zij, ze | klinken aan | klonken aan | hebben aangeklonken |