Aankloppen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | klop aan | klopte aan | heb aangeklopt |
jij, je, u | klopt aan | klopte aan | hebt aangeklopt |
hij, zij, het | klopt aan | klopte aan | heeft aangeklopt |
wij | kloppen aan | klopten aan | hebben aangeklopt |
jullie | kloppen aan | klopten aan | hebben aangeklopt |
zij, ze | kloppen aan | klopten aan | hebben aangeklopt |