aanmoedigen
| Presens  | Imperfectum | Perfectum  | |
|---|---|---|---|
| ik | moedig aan | moedigde aan | heb aangemoedigd | 
| jij, je, u | moedigt aan | moedigde aan | hebt aangemoedigd | 
| hij, zij, het | moedigt aan | moedigde aan | heeft aangemoedigd | 
| wij | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd | 
| jullie | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd | 
| zij, ze | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd | 
Presens
Example presens sentences for Aanmoedigen with some of the pronouns.
- Ik moedig mijn vrienden aan om hun dromen na te jagen.
 - Jij moedigt mij altijd aan om door te gaan, en daar ben ik dankbaar voor.
 - Hij moedigt zijn team aan om hard te werken en te winnen.
 - Zij moedigen elkaar aan tijdens de wedstrijd.
 - Wij moedigen iedereen aan om actief te blijven en gezond te leven.
 
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aanmoedigen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, moedigde mijn vader me altijd aan om door te zetten.
 - Vroeger moedigden we elkaar aan tijdens de sportwedstrijden op school.
 - Als kind moedigde zij haar vrienden aan om buiten te spelen.
 - In die tijd moedigde hij zijn collega's aan om innovatieve ideeën voor te stellen.
 - Toen we op de middelbare school zaten, moedigden we elkaar aan om hogere cijfers te halen.
 
Perfectum
Example perfectum sentences for Aanmoedigen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn broer aangemoedigd om een nieuwe baan te zoeken.
 - Jij hebt haar aangemoedigd om naar het buitenland te reizen.
 - Hij heeft zijn leerlingen aangemoedigd om creatief te zijn in hun projecten.
 - Zij hebben ons aangemoedigd om ons eigen bedrijf te starten.
 - Wij hebben onze ouders aangemoedigd om te genieten van hun pensioen.