Aanmoedigen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | moedig aan | moedigde aan | heb aangemoedigd |
jij, je, u | moedigt aan | moedigde aan | hebt aangemoedigd |
hij, zij, het | moedigt aan | moedigde aan | heeft aangemoedigd |
wij | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd |
jullie | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd |
zij, ze | moedigen aan | moedigden aan | hebben aangemoedigd |