Aannemen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | neem aan | nam aan | heb aangenomen |
jij, je, u | neemt aan | nam aan | hebt aangenomen |
hij, zij, het | neemt aan | nam aan | heeft aangenomen |
wij | nemen aan | namen aan | hebben aangenomen |
jullie | nemen aan | namen aan | hebben aangenomen |
zij, ze | nemen aan | namen aan | hebben aangenomen |