aansloffen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | slof aan | slofte aan | heb aangesloft |
| jij, je, u | sloft aan | slofte aan | hebt aangesloft |
| hij, zij, het | sloft aan | slofte aan | heeft aangesloft |
| wij | sloffen aan | sloften aan | hebben aangesloft |
| jullie | sloffen aan | sloften aan | hebben aangesloft |
| zij, ze | sloffen aan | sloften aan | hebben aangesloft |
Presens
Example presens sentences for Aansloffen with some of the pronouns.
- Ik slof naar school.
- Jij sloft door de straat.
- Hij/Zij/Het sloft langzaam.
- Wij sloffen naar binnen.
- Jullie sloffen naar de bushalte.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aansloffen with some of the pronouns.
- Ik slofte naar school.
- Jij slofte door de straat.
- Hij/Zij/Het slofte langzaam.
- Wij sloften naar binnen.
- Jullie sloften naar de bushalte.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aansloffen with some of the pronouns.
- Ik heb aangesloft.
- Jij bent aangesloft.
- Hij/Zij/Het is aangesloft.
- Wij hebben aangesloft.
- Jullie zijn aangesloft.