Aansporen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | spoor aan | spoorde aan | heb aangespoord |
jij, je, u | spoort aan | spoorde aan | hebt aangespoord |
hij, zij, het | spoort aan | spoorde aan | heeft aangespoord |
wij | sporen aan | spoorden aan | hebben aangespoord |
jullie | sporen aan | spoorden aan | hebben aangespoord |
zij, ze | sporen aan | spoorden aan | hebben aangespoord |