Aansterken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | sterk aan | sterkte aan | ben aangesterkt |
jij, je, u | sterkt aan | sterkte aan | bent aangesterkt |
hij, zij, het | sterkt aan | sterkte aan | is aangesterkt |
wij | sterken aan | sterkten aan | zijn aangesterkt |
jullie | sterken aan | sterkten aan | zijn aangesterkt |
zij, ze | sterken aan | sterkten aan | zijn aangesterkt |