Aanstomen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | stoom aan | stoomde aan | heb aangestoomd |
jij, je, u | stoomt aan | stoomde aan | hebt aangestoomd |
hij, zij, het | stoomt aan | stoomde aan | heeft aangestoomd |
wij | stomen aan | stoomden aan | hebben aangestoomd |
jullie | stomen aan | stoomden aan | hebben aangestoomd |
zij, ze | stomen aan | stoomden aan | hebben aangestoomd |