Aanstoppen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | stop aan | stopte aan | heb aangestopt |
jij, je, u | stopt aan | stopte aan | hebt aangestopt |
hij, zij, het | stopt aan | stopte aan | heeft aangestopt |
wij | stoppen aan | stopten aan | hebben aangestopt |
jullie | stoppen aan | stopten aan | hebben aangestopt |
zij, ze | stoppen aan | stopten aan | hebben aangestopt |