Aanvegen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | veeg aan | veegde aan | heb aangeveegd |
jij, je, u | veegt aan | veegde aan | hebt aangeveegd |
hij, zij, het | veegt aan | veegde aan | heeft aangeveegd |
wij | vegen aan | veegden aan | hebben aangeveegd |
jullie | vegen aan | veegden aan | hebben aangeveegd |
zij, ze | vegen aan | veegden aan | hebben aangeveegd |