Aanwerpen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | werp aan | wierp aan | heb aangeworpen |
jij, je, u | werpt aan | wierp aan | hebt aangeworpen |
hij, zij, het | werpt aan | wierp aan | heeft aangeworpen |
wij | werpen aan | wierpen aan | hebben aangeworpen |
jullie | werpen aan | wierpen aan | hebben aangeworpen |
zij, ze | werpen aan | wierpen aan | hebben aangeworpen |