absorberen

Presens
*onvoltooid tegenwoordige tijd
Imperfectum
*onvoltooid verleden tijd
Perfectum
*voltooid tegenwoordige tijd
ikabsorbeerabsorbeerdeheb geabsorbeerd
jij, je, uabsorbeertabsorbeerdehebt geabsorbeerd
hij, zij, hetabsorbeertabsorbeerdeheeft geabsorbeerd
wijabsorberenabsorbeerdenhebben geabsorbeerd
jullieabsorberenabsorbeerdenhebben geabsorbeerd
zij, zeabsorberenabsorbeerdenhebben geabsorbeerd