achterraken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | raak achter | raakte achter | ben achtergeraakt |
| jij, je, u | raakt achter | raakte achter | bent achtergeraakt |
| hij, zij, het | raakt achter | raakte achter | is achtergeraakt |
| wij | raken achter | raakten achter | zijn achtergeraakt |
| jullie | raken achter | raakten achter | zijn achtergeraakt |
| zij, ze | raken achter | raakten achter | zijn achtergeraakt |
Presens
Example presens sentences for Achterraken with some of the pronouns.
- Ik raak achter bij het lezen van mijn boek.
- Jij raakt achter met je huiswerk.
- Hij/Zij raakt achter in zijn/haar ontwikkeling.
- Wij raken achter op schema.
- Zij raken achter in de wedstrijd.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Achterraken with some of the pronouns.
- Ik raakte achter bij het lezen van mijn boek.
- Jij raakte achter met je huiswerk.
- Hij/Zij raakte achter in zijn/haar ontwikkeling.
- Wij raakten achter op schema.
- Zij raakten achter in de wedstrijd.
Perfectum
Example perfectum sentences for Achterraken with some of the pronouns.
- Ik ben achtergeraakt bij het lezen van mijn boek.
- Jij bent achtergeraakt met je huiswerk.
- Hij/Zij is achtergeraakt in zijn/haar ontwikkeling.
- Wij zijn achterop geraakt in het schema.
- Zij zijn achtergeraakt in de wedstrijd.