Aderlaten
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | aderlaat | aderliet | heb adergelaten |
jij, je, u | aderlaat | aderliet | hebt adergelaten |
hij, zij, het | aderlaat | aderliet | heeft adergelaten |
wij | aderlaten | aderlieten | hebben adergelaten |
jullie | aderlaten | aderlieten | hebben adergelaten |
zij, ze | aderlaten | aderlieten | hebben adergelaten |