Adverteren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | adverteer | adverteerde | heb geadverteerd |
jij, je, u | adverteert | adverteerde | hebt geadverteerd |
hij, zij, het | adverteert | adverteerde | heeft geadverteerd |
wij | adverteren | adverteerden | hebben geadverteerd |
jullie | adverteren | adverteerden | hebben geadverteerd |
zij, ze | adverteren | adverteerden | hebben geadverteerd |