Afperken
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | perk af | perkte af | heb afgeperkt |
jij, je, u | perkt af | perkte af | hebt afgeperkt |
hij, zij, het | perkt af | perkte af | heeft afgeperkt |
wij | perken af | perkten af | hebben afgeperkt |
jullie | perken af | perkten af | hebben afgeperkt |
zij, ze | perken af | perkten af | hebben afgeperkt |