afrikaniseren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | afrikaniseer | afrikaniseerde | heb geafrikaniseerd |
| jij, je, u | afrikaniseert | afrikaniseerde | hebt geafrikaniseerd |
| hij, zij, het | afrikaniseert | afrikaniseerde | heeft geafrikaniseerd |
| wij | afrikaniseren | afrikaniseerden | hebben geafrikaniseerd |
| jullie | afrikaniseren | afrikaniseerden | hebben geafrikaniseerd |
| zij, ze | afrikaniseren | afrikaniseerden | hebben geafrikaniseerd |
Presens
Example presens sentences for Afrikaniseren with some of the pronouns.
- Ik afrikaniseer de Nederlandse taal in mijn lessen.
- Jij afrikaniseert de cultuur met je gewoontes.
- Hij/Zij afrikaniseert de muziekwereld met zijn/haar nieuwe stijl.
- Wij afrikaniseren de mode-industrie met onze ontwerpen.
- Zij afrikaniseren de keuken met hun exotische gerechten.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afrikaniseren with some of the pronouns.
- Ik afrikaniseerde de Nederlandse taal in mijn lessen.
- Jij afrikaniseerde de cultuur met je gewoontes.
- Hij/Zij afrikaniseerde de muziekwereld met zijn/haar nieuwe stijl.
- Wij afrikaniseerden de mode-industrie met onze ontwerpen.
- Zij afrikaniseerden de keuken met hun exotische gerechten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afrikaniseren with some of the pronouns.
- Ik heb de Nederlandse taal afrikaniseerd in mijn lessen.
- Jij hebt de cultuur afrikaniseerd met je gewoontes.
- Hij/Zij heeft de muziekwereld afrikaniseerd met zijn/haar nieuwe stijl.
- Wij hebben de mode-industrie afrikaniseerd met onze ontwerpen.
- Zij hebben de keuken afrikaniseerd met hun exotische gerechten.