Afserveren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | serveer af | serveerde af | heb afgeserveerd |
jij, je, u | serveert af | serveerde af | hebt afgeserveerd |
hij, zij, het | serveert af | serveerde af | heeft afgeserveerd |
wij | serveren af | serveerden af | hebben afgeserveerd |
jullie | serveren af | serveerden af | hebben afgeserveerd |
zij, ze | serveren af | serveerden af | hebben afgeserveerd |