afsmelten
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | smelt af | smolt af | ben afgesmolten |
| jij, je, u | smelt af | smolt af | bent afgesmolten |
| hij, zij, het | smelt af | smolt af | is afgesmolten |
| wij | smelten af | smolten af | zijn afgesmolten |
| jullie | smelten af | smolten af | zijn afgesmolten |
| zij, ze | smelten af | smolten af | zijn afgesmolten |
Presens
Example presens sentences for Afsmelten with some of the pronouns.
- Het ijs smelt af in de zon.
- De sneeuw smelt langzaam weg.
- Wanneer het warm wordt, smelt de chocolade.
- Het plastic smelt bij hoge temperaturen.
- De gletsjer smelt door klimaatverandering.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afsmelten with some of the pronouns.
- Vroeger smolt het ijs af in de zon.
- De sneeuw smolt langzaam weg toen we op vakantie waren.
- Toen het warm werd, smolt de chocolade altijd.
- Vroeger smolt het plastic bij hoge temperaturen.
- De gletsjer smolt langzaam door klimaatverandering.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afsmelten with some of the pronouns.
- Het ijs is afgesmolten in de zon.
- De sneeuw is langzaam weggesmolten.
- De chocolade is gesmolten toen het warm werd.
- Het plastic is gesmolten bij hoge temperaturen.
- De gletsjer is gesmolten door klimaatverandering.