afstromen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | stroom af | stroomde af | ben afgestroomd |
| jij, je, u | stroomt af | stroomde af | bent afgestroomd |
| hij, zij, het | stroomt af | stroomde af | is afgestroomd |
| wij | stromen af | stroomden af | zijn afgestroomd |
| jullie | stromen af | stroomden af | zijn afgestroomd |
| zij, ze | stromen af | stroomden af | zijn afgestroomd |
Presens
Example presens sentences for Afstromen with some of the pronouns.
- Ik stroom af van het VWO naar de HAVO.
- Jij stroomt af van de universiteit naar het HBO.
- Hij/zij stroomt af van de hogeschool naar het MBO.
- Wij stromen af van de middelbare school naar het vervolgonderwijs.
- Zij stromen af van de opleiding naar de arbeidsmarkt.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afstromen with some of the pronouns.
- Ik stroomde af van het VWO naar de HAVO.
- Jij stroomde af van de universiteit naar het HBO.
- Hij/zij stroomde af van de hogeschool naar het MBO.
- Wij stroomden af van de middelbare school naar het vervolgonderwijs.
- Zij stroomden af van de opleiding naar de arbeidsmarkt.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afstromen with some of the pronouns.
- Ik ben afgestroomd van het VWO naar de HAVO.
- Jij bent afgestroomd van de universiteit naar het HBO.
- Hij/zij is afgestroomd van de hogeschool naar het MBO.
- Wij zijn afgestroomd van de middelbare school naar het vervolgonderwijs.
- Zij zijn afgestroomd van de opleiding naar de arbeidsmarkt.