Afwijzen
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | wijs af | wees af | heb afgewezen |
jij, je, u | wijst af | wees af | hebt afgewezen |
hij, zij, het | wijst af | wees af | heeft afgewezen |
wij | wijzen af | wezen af | hebben afgewezen |
jullie | wijzen af | wezen af | hebben afgewezen |
zij, ze | wijzen af | wezen af | hebben afgewezen |