Alkyleren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | alkyleer | alkyleerde | heb gealkyleerd |
jij, je, u | alkyleert | alkyleerde | hebt gealkyleerd |
hij, zij, het | alkyleert | alkyleerde | heeft gealkyleerd |
wij | alkyleren | alkyleerden | hebben gealkyleerd |
jullie | alkyleren | alkyleerden | hebben gealkyleerd |
zij, ze | alkyleren | alkyleerden | hebben gealkyleerd |