Analyseren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | analyseer | analyseerde | heb geanalyseerd |
jij, je, u | analyseert | analyseerde | hebt geanalyseerd |
hij, zij, het | analyseert | analyseerde | heeft geanalyseerd |
wij | analyseren | analyseerden | hebben geanalyseerd |
jullie | analyseren | analyseerden | hebben geanalyseerd |
zij, ze | analyseren | analyseerden | hebben geanalyseerd |