approvianderen
| Presens  | Imperfectum | Perfectum  | |
|---|---|---|---|
| ik | approviandeer | approviandeerde | heb geapproviandeerd | 
| jij, je, u | approviandeert | approviandeerde | hebt geapproviandeerd | 
| hij, zij, het | approviandeert | approviandeerde | heeft geapproviandeerd | 
| wij | approvianderen | approviandeerden | hebben geapproviandeerd | 
| jullie | approvianderen | approviandeerden | hebben geapproviandeerd | 
| zij, ze | approvianderen | approviandeerden | hebben geapproviandeerd | 
Presens
Example presens sentences for Approvianderen with some of the pronouns.
- Ik approviandeer in de keuken.
 - Jij approviandeert graag met ingrediënten.
 - Hij approviandeert een heerlijke maaltijd.
 - Zij approviandeert altijd met passie.
 - We approvianderen samen een feestmaal.
 
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Approvianderen with some of the pronouns.
- Ik approviandeerde vroeger vaak in de keuken.
 - Jij approviandeerde graag met ingrediënten in het verleden.
 - Hij approviandeerde altijd heerlijke maaltijden.
 - Zij approviandeerde vroeger altijd met passie.
 - We approviandeerden samen regelmatig feestmaaltijden.
 
Perfectum
Example perfectum sentences for Approvianderen with some of the pronouns.
- Ik heb geapproviandeerd in de keuken.
 - Jij hebt graag met ingrediënten geapproviandeerd.
 - Hij heeft een heerlijke maaltijd geapproviandeerd.
 - Zij heeft altijd met passie geapproviandeerd.
 - We hebben samen een feestmaal geapproviandeerd.