Approximeren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | approximeer | approximeerde | heb geapproximeerd |
jij, je, u | approximeert | approximeerde | hebt geapproximeerd |
hij, zij, het | approximeert | approximeerde | heeft geapproximeerd |
wij | approximeren | approximeerden | hebben geapproximeerd |
jullie | approximeren | approximeerden | hebben geapproximeerd |
zij, ze | approximeren | approximeerden | hebben geapproximeerd |