associëren

Presens
*onvoltooid tegenwoordige tijd
Imperfectum
*onvoltooid verleden tijd
Perfectum
*voltooid tegenwoordige tijd
ikassocieerassocieerdeheb geassocieerd
jij, je, uassocieertassocieerdehebt geassocieerd
hij, zij, hetassocieertassocieerdeheeft geassocieerd
wijassociërenassocieerdenhebben geassocieerd
jullieassociërenassocieerdenhebben geassocieerd
zij, zeassociërenassocieerdenhebben geassocieerd