Assumeren
Presens *onvoltooid tegenwoordige tijd | Imperfectum *onvoltooid verleden tijd | Perfectum *voltooid tegenwoordige tijd | |
---|---|---|---|
ik | assumeer | assumeerde | heb geassumeerd |
jij, je, u | assumeert | assumeerde | hebt geassumeerd |
hij, zij, het | assumeert | assumeerde | heeft geassumeerd |
wij | assumeren | assumeerden | hebben geassumeerd |
jullie | assumeren | assumeerden | hebben geassumeerd |
zij, ze | assumeren | assumeerden | hebben geassumeerd |