beogen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | beoog | beoogde | heb beoogd |
| jij, je, u | beoogt | beoogde | hebt beoogd |
| hij, zij, het | beoogt | beoogde | heeft beoogd |
| wij | beogen | beoogden | hebben beoogd |
| jullie | beogen | beoogden | hebben beoogd |
| zij, ze | beogen | beoogden | hebben beoogd |
Presens
Example presens sentences for Beogen with some of the pronouns.
- Ik beoog een betere toekomst voor mijn studenten.
- Jij beoogt goede resultaten te behalen.
- Hij/Zij/Het beoogt een carrière in de kunstsector.
- Wij beogen meer samenwerking tussen scholen.
- Jullie beogen een duurzamere levensstijl.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Beogen with some of the pronouns.
- Ik beoogde vorig jaar om mijn lessen interessanter te maken.
- Jij beoogde hogere cijfers te halen.
- Hij/Zij/Het beoogde een baan in het buitenland.
- Wij beoogden meer gelijkheid binnen het onderwijssysteem.
- Jullie beoogden een gezondere levensstijl.
Perfectum
Example perfectum sentences for Beogen with some of the pronouns.
- Ik heb beoogd om mijn lesmethode te verbeteren.
- Jij hebt goede resultaten beoogd.
- Hij/Zij/Het heeft een succesvolle carrière beoogd.
- Wij hebben meer samenwerking tussen scholen beoogd.
- Jullie hebben een duurzamere levensstijl beoogd.