halen

Conjugations List of Halen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaalhaaldeheb gehaald
jij, je, uhaalthaaldehebt gehaald
hij, zij, hethaalthaaldeheeft gehaald
wijhalenhaaldenhebben gehaald
julliehalenhaaldenhebben gehaald
zij, zehalenhaaldenhebben gehaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Halen with some of the pronouns.

  • Ik haal een boek uit de bibliotheek.
  • Jij haalt de kinderen van school.
  • Hij haalt zijn rijbewijs volgende week.
  • Wij halen de boodschappen bij de supermarkt.
  • Zij halen hoge cijfers op school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Halen with some of the pronouns.

  • Ik haalde vaak boeken uit de bibliotheek.
  • Jij haalde altijd de kinderen van school.
  • Hij haalde zijn rijbewijs toen hij achttien was.
  • Wij haalden de boodschappen meestal bij de supermarkt.
  • Zij haalden goede cijfers op school.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Halen with some of the pronouns.

  • Ik heb een boek uit de bibliotheek gehaald.
  • Jij hebt de kinderen van school gehaald.
  • Hij heeft zijn rijbewijs vorige week gehaald.
  • Wij hebben de boodschappen bij de supermarkt gehaald.
  • Zij hebben hoge cijfers op school gehaald.