koppen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | kop | kopte | heb gekopt |
| jij, je, u | kopt | kopte | hebt gekopt |
| hij, zij, het | kopt | kopte | heeft gekopt |
| wij | koppen | kopten | hebben gekopt |
| jullie | koppen | kopten | hebben gekopt |
| zij, ze | koppen | kopten | hebben gekopt |
Presens
Example presens sentences for Koppen with some of the pronouns.
- Ik klop op de deur.
- Hij klopt regelmatig op zijn bureau.
- Wij kloppen de spijkers in het hout.
- Jullie kloppen de eieren in een kom.
- De kinderen kloppen op potten en pannen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Koppen with some of the pronouns.
- Ik klopte op de deur toen ze binnenkwam.
- Hij klopte regelmatig op zijn bureau terwijl hij aan het denken was.
- Wij klopten de spijkers in het hout terwijl het begon te regenen.
- Jullie klopten de eieren in een kom terwijl we aan het koken waren.
- De kinderen klopten op potten en pannen terwijl ze muziek maakten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Koppen with some of the pronouns.
- Ik heb op de deur geklopt.
- Hij heeft regelmatig op zijn bureau geklopt.
- Wij hebben de spijkers in het hout geklopt.
- Jullie hebben de eieren in een kom geklopt.
- De kinderen hebben op potten en pannen geklopt.