kwakken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | kwak | kwakte | heb gekwakt |
| jij, je, u | kwakt | kwakte | hebt gekwakt |
| hij, zij, het | kwakt | kwakte | heeft gekwakt |
| wij | kwakken | kwakten | hebben gekwakt |
| jullie | kwakken | kwakten | hebben gekwakt |
| zij, ze | kwakken | kwakten | hebben gekwakt |
Presens
Example presens sentences for Kwakken with some of the pronouns.
- Ik kwak
- Jij kwakt
- Hij/Zij/Het kwakt
- Wij jullie zij kwakken
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Kwakken with some of the pronouns.
- Ik kwakte
- Jij kwakte
- Hij/Zij/Het kwakte
- Wij kwakten
- Jullie kwakten
- Zij kwakten
Perfectum
Example perfectum sentences for Kwakken with some of the pronouns.
- Ik heb gekwakt
- Jij hebt gekwakt
- Hij/Zij/Het heeft gekwakt
- Wij hebben gekwakt
- Jullie hebben gekwakt
- Zij hebben gekwakt