laseren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | laser | laserde | heb gelaserd |
| jij, je, u | lasert | laserde | hebt gelaserd |
| hij, zij, het | lasert | laserde | heeft gelaserd |
| wij | laseren | laserden | hebben gelaserd |
| jullie | laseren | laserden | hebben gelaserd |
| zij, ze | laseren | laserden | hebben gelaserd |
Presens
Example presens sentences for Laseren with some of the pronouns.
- Ik las er regelmatig boeken over.
- Wij laseren onze patiënten met geavanceerde technologie.
- Zij lasert haar benen om haargroei te verminderen.
- Je lasert de barcode op het pakketje.
- Hij lasert zijn naam in het hout.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Laseren with some of the pronouns.
- Vroeger liet ik mijn documenten laseren bij een kopieerwinkel.
- Als kind lieten wij onze namen in steen laseren.
- Zij liet jaren geleden haar littekens laseren.
- Je liet de tekst op de trofee laseren.
- Hij liet zijn initialen laseren op het horloge.
Perfectum
Example perfectum sentences for Laseren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren mijn ogen laten laseren.
- Wij hebben al vele patiënten succesvol gelaserd.
- Zij heeft haar tatoeage laten laseren.
- Je hebt de juiste instellingen gelaserd.
- Hij heeft zijn handtekening in het metaal gelaserd.