lijken
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | lijk | leek | heb geleken |
| jij, je, u | lijkt | leek | hebt geleken |
| hij, zij, het | lijkt | leek | heeft geleken |
| wij | lijken | leken | hebben geleken |
| jullie | lijken | leken | hebben geleken |
| zij, ze | lijken | leken | hebben geleken |
Presens
Example presens sentences for Lijken with some of the pronouns.
- Jij lijkt een aardig persoon.
- Het lijkt alsof het gaat regenen.
- Wij lijken op elkaar qua uiterlijk.
- Deze film lijkt me interessant.
- Het lijkt erop dat ze gelijk heeft.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Lijken with some of the pronouns.
- Het leek erop dat hij de waarheid sprak.
- Vroeger leek het me onmogelijk om te kunnen zwemmen.
- Het leek of de tijd langzamer ging.
- Ze leken erg vermoeid na de lange reis.
- Het leek alsof niemand naar me luisterde.
Perfectum
Example perfectum sentences for Lijken with some of the pronouns.
- Ik heb geleken op mijn vader toen ik jonger was.
- Heb je ooit geleken op een bekende persoon?
- Zij heeft altijd geleken op haar moeder.
- We zijn nooit echt op elkaar geleken.
- Ze hebben altijd op elkaar geleken sinds hun kindertijd.