masturberen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | masturbeer | masturbeerde | heb gemasturbeerd |
| jij, je, u | masturbeert | masturbeerde | hebt gemasturbeerd |
| hij, zij, het | masturbeert | masturbeerde | heeft gemasturbeerd |
| wij | masturberen | masturbeerden | hebben gemasturbeerd |
| jullie | masturberen | masturbeerden | hebben gemasturbeerd |
| zij, ze | masturberen | masturbeerden | hebben gemasturbeerd |
Presens
Example presens sentences for Masturberen with some of the pronouns.
- Ik masturbeer regelmatig.
- Jij masturbeert vaak.
- Hij/Zij masturbeert in het geheim.
- Wij masturberen samen.
- Zij masturberen met speeltjes.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Masturberen with some of the pronouns.
- Vroeger masturbeerde ik veel.
- Toen jij jonger was, masturbeerde je stiekem.
- Hij/Zij masturbeerde dagelijks voor het slapengaan.
- Wij masturbeerden graag op zondagochtenden.
- Zij masturbeerden al sinds hun tienerjaren.
Perfectum
Example perfectum sentences for Masturberen with some of the pronouns.
- Ik heb gemasturbeerd gisteravond.
- Jij hebt vandaag al gemasturbeerd.
- Hij/Zij heeft zichzelf in jaren niet gemasturbeerd.
- Wij hebben pasgeleden samen gemasturbeerd.
- Zij hebben altijd discreet gemasturbeerd.