meekrijgen
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | krijg mee | kreeg mee | heb meegekregen | 
| jij, je, u | krijgt mee | kreeg mee | hebt meegekregen | 
| hij, zij, het | krijgt mee | kreeg mee | heeft meegekregen | 
| wij | krijgen mee | kregen mee | hebben meegekregen | 
| jullie | krijgen mee | kregen mee | hebben meegekregen | 
| zij, ze | krijgen mee | kregen mee | hebben meegekregen | 
Presens
Example presens sentences for Meekrijgen with some of the pronouns.
- Ik krijg het boek van mijn vriendin mee.
- Jij krijgt altijd goed advies mee.
- Hij krijgt veel steun van zijn familie mee.
- Zij krijgt een cadeau van haar collega's mee.
- Wij krijgen vaak korting mee bij die winkel.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Meekrijgen with some of the pronouns.
- Ik kreeg het boek van mijn vriendin mee.
- Jij kreeg altijd goed advies mee.
- Hij kreeg veel steun van zijn familie mee.
- Zij kreeg een cadeau van haar collega's mee.
- Wij kregen vaak korting mee bij die winkel.
Perfectum
Example perfectum sentences for Meekrijgen with some of the pronouns.
- Ik heb het boek van mijn vriendin meegekregen.
- Jij hebt altijd goed advies meegekregen.
- Hij heeft veel steun van zijn familie meegekregen.
- Zij heeft een cadeau van haar collega's meegekregen.
- Wij hebben vaak korting meegekregen bij die winkel.